1900 De Pijp

Foto van auteur

Michelle

De Pijp was een eentonige buurt waar in allerijl huizen van tamelijk slechte kwaliteit werden gebouwd. Maar het was een levendige buurt. De huizen rond de Albert Cuypstraat werden al snel gevuld met kunstenaars, prostituees en studenten. De Albert Cuypstraat werd in 1912 de Albert Cuypmarkt, die zes dagen per week open was. De Quellijnstraat werd de bakermat van het Nederlandse cabaret.

De buurt was saai, daar was iedereen het over eens. De straten liepen recht op en neer; er was geen boom te bekennen. Geen enkele zichzelf respecterende stad zou zoiets mogen bouwen. Maar dat was de buitenkant; het gebied transformeerde al snel tot een van Amsterdams meest bruisende uitgaanscentra. De Frans Hallstraat stond bekend om zijn nachtclubs.

Het Nederlandse cabaret zag hier zijn eerste licht. Een diamantslijper genaamd Eduard Jacobs was in Parijs geweest, waar hij met het genre in aanraking was gekomen, en hij wilde zoiets ook in Amsterdam doen. Rond 1900 zong hij zijn eerste liedjes in een kelder aan de Quellijnstraat nr. 64. De plek heette "De Kuil". Hij zong sarcastische liedjes over armoede en prostitutie die nog nooit eerder waren vertoond. Mensen werden niet langer alleen vermaakt; ze werden nu geconfronteerd met de harde realiteit van het leven van de gewone man en vrouw in die tijd. Jacobs werd de minstreel van de mestvaalt.

De Pijp werd voornamelijk gebouwd om de middenklasse en de opkomende beroepsgroep van kantoorpersoneel te huisvesten. De huizen zagen er op het eerste gezicht niet zo slecht uit. Ze hadden niet alleen een aparte keuken, maar zelfs een toilet. Maar ze waren slecht gebouwd. Zo stortten op 21 september 1876 twee onafgebouwde huizen in en namen ze het derde mee. Een paar jaar later stortte een andere plek in, omdat de bouwers mortel in plaats van cement hadden gebruikt.

Dit alles was het gevolg van slecht heiwerk, slordig metselwerk en onvoldoende gebakken stenen. De gebruikte balken waren zo dik als dakspanen. Er zouden in de buurt veel plantsoenen moeten komen, althans dat stond op de tekeningen, maar de bouwers vonden die ruimteverspilling en schrapten ze uit het project.

Dit alles kon gebeuren omdat de stad niet betrokken was bij het bouwproces. De bouwpraktijken veranderden; voorheen werd alles wat in Amsterdam gebouwd werd in opdracht gedaan; nu bepaalden particuliere bouwbedrijven wat er gebouwd werd en waar. Veel van deze nieuwe, opkomende aannemers hadden weinig geld en liepen voortdurend op de kosten door zoveel mogelijk huizen op zo weinig mogelijk ruimte te bouwen. Niet alleen het groen werd opgeofferd; ook de straten werden veel smaller dan gepland. De gebouwen werden zo snel mogelijk gebouwd, omdat de aannemers pas betaald werden wanneer de huizen klaar waren en verkocht. Deze nieuwe bouwwijze werd 'revolutiebouw' genoemd.

De nieuwe huurders betaalden hoge huren; velen besloten een paar kamers te verhuren aan studenten die aan de universiteit studeerden. Een aantal van hen zou behoorlijk beroemd worden; anderen zijn berucht. Er ontstond een groep die "de beweging van de jaren tachtig" werd genoemd. Zij creëerden een revolutionaire trend in kunst en literatuur en trokken jonge schrijvers, dichters en schilders aan. Het genie en de leider van deze beweging was een dichter genaamd Willem Kloos, die in De Pijp woonde, dronk en schreef.

Ook vestigden zich behoorlijk wat prostituees in de buurt; ze waren te vinden aan de fluwelen rand van de wijk, in de dure huizen rond het Sarphatipark. Er waren diverse bordelen die je er kon bezoeken; andere zaken boden kamers aan waar je een paar uur kon doorbrengen met een dame van de nacht. Rond de Albert Cuyp en de Govert Flickstraat bevonden zich de goedkopere, meer ordinaire gelegenheden. Dit waren de gelegenheden waar strijksters en dienstmeisjes wat bij konden verdienen. Dit alles zorgde voor een nogal bohemienachtige sfeer.

De Pijp is tegenwoordig niet zo veel veranderd als je zou verwachten; de meeste prostituees zijn verdwenen, hoewel er nog wel wat te vinden zijn aan de rand van de wijk, de Hobbemakade. Er is nog één bordeel over aan de Sarphatistraat, maar dat noemt zichzelf niet zo. Het noemt zichzelf een "club". De buurt is nog steeds populair bij studenten; het staat ook bekend als een yuppenwijk. Maar het zijn niet alleen deze groepen die hun weg naar de Pijp vinden. Ook migranten lijken het er naar hun zin te hebben. Eén ding dat wel is veranderd, zijn de huurprijzen; het is een van de goedkopere buurten van de stad geworden. De andere kant van de Pijp hebben we nog niet genoemd, het gebied voorbij het Sarphatipark. Het is een ware smeltkroes van culturen geworden; het heeft een grote moslimpopulatie, zwarte mensen en studenten. De meeste van deze bevolkingsgroepen hebben niet echt contact met elkaar, tenzij het nodig is; de een is beleefd tegen de ander, maar verder gaat het niet.

De Pijp is vensternummer 33 op de Canon van Amsterdam.

nl_NLNederlands