Stadsrechten

Foto van auteur

Daneel Bouden

Hoewel de naam Amsterdam afgeleid lijkt te zijn van het oude Aemstelledamme, 'dam in de Amstel', en de stad in 1306 stads- of gemeenterechten kreeg, wordt er vaak beweerd dat ze die al in 1275 kreeg.
De eerste keer dat de naam van de stad Amsterdam werd opgetekend, was in 1275, toen graaf Floris de 5e de stad "tolrechten" verleende. Dit betekende dat de Amsterdamse kooplieden vrij door het hele graafschap Holland mochten reizen om hun waren belastingvrij te promoten.
Floris de Vijfde werd in 1296 vermoord; Aemstelledamme stond tot die tijd onder het bewind van de bisschop van Utrecht; het behoorde nog niet tot Holland, hoewel men dat wel had gewild. De dood van Floris maakte een einde aan die ambities. Dit bewijst onomstotelijk dat de stad haar stadsrechten aanzienlijk later dan 1275 kreeg.

Het feit dat Floris tolrechten had verleend, had niets te maken met stadsrechten.

Waarom veronderstelt Amsterdam dan dat zij hen in 1275 ontving?
Omdat de stad (formeel nog steeds “het dorp”) destijds het recht kreeg om over de gehele lengte en breedte van het graafschap Holland te varen zonder tol, rechten of heffingen te hoeven betalen, werden deze rechten nu niet meer aan dorpen gegeven; het waren exclusieve rechten van steden en niet van gehuchten.
De tolrechten waren een geschenk dat Floris ons schonk; hij was niet in staat ons stadsrechten te verlenen; wij vielen niet onder zijn jurisdictie; wij behoorden tot Utrecht, niet tot Holland. Alleen de bisschop van Utrecht was bevoegd ons stadsrechten te verlenen, niet de graaf van Holland. En zo gebeurde het ook, rond 1302 of 1306: de bisschop van Utrecht, Gwijde van Henegouwen, gaf de stad het recht om markten te houden, tol te heffen zoals dat toen heette, verdedigingsmuren te bouwen en een eigen rechterlijke macht te hebben, kortom, stadsrechten. Hoe weten we dat dit niet eerder was dan 1302? Omdat de genoemde bisschop toen tot priester werd gewijd en zijn zetel innam.

Bevrijd door de Vlamingen, jawel!
De bisschop van Utrecht en zijn broer (Jan van Henegouwen) werden in 1304 gedwongen te vluchten voor de Vlamingen, die zowel Utrecht als Holland bezetten.
In Utrecht installeerden ze de Lichtenbergers en de Fresingen als hun handlangers, en in Holland kozen ze de heren van Aemstel. De heren gingen aan de slag en stuurden brieven naar alle gilden met het verzoek Amsterdam als een stad met stadsrechten te erkennen. Alle gilden stemden hiermee in en stuurden een bevestigingsbrief terug. Toen de bisschop in 1305 terugkeerde, kon hij dus niet anders dan hun beslissingen respecteren. Hij stond immers bekend als een man van compromissen.

Toen de bisschop van Utrecht terugkwam en geconfronteerd werd met de brieven van de gilden, kon hij niet langer rekenen op het advies van zijn broer Jan. Hij besloot Amsterdam stadsrechten te verlenen.
Men zou dus kunnen zeggen dat de procedure begon met de inval van de Vlamingen in 13044, werd voortgezet met het versturen van brieven aan de gilden op 9 mei 1304 (het verslag) en de teruggave van de definitieve machtiging door bisschop Gwijde van Henegouwen in 1305.

De feitelijke machtsoverdracht over Amsterdam aan de heren Aemstel vond een jaar later plaats, op 13 juni 1306. De datum wordt betwist omdat het zegel dat het document met de datum erop verzegelde, verdwenen is. De datum wordt betwist, maar het jaartal niet.
Het staat ook vast dat tijdens de Vlaamse bezetting alle bezittingen van de Heren van Aemstel toebehoorden aan de bisschop van Utrecht, hoewel de Hollandse heersers er vrijwel mee konden doen wat ze wilden, aangezien Utrecht destijds militair gevleugeld was. Na de dood van bisschop werd Amsterdam overgedragen aan het graafschap Holland, aangezien de bisschop verwant was aan de toen heersende graaf van Holland, Willem III.

Waarom blijft Amsterdam dan op 1275 staan?
Noem het romantiek, geen enkele oprechte wens om te herschrijven wat iedereen al als eerlijke geschiedenis beschouwt. De officiële documenten worden bewaard in het Stadsarchief Utrecht, documenten over de tolrechten in het Archief van Amsterdam. Bovendien gaf de gemeente in 1975 een fortuin uit aan de viering van het 700-jarig bestaan van de gemeente Amsterdam. Waarom zou je iedereen vertellen dat dat niet helemaal klopte?

Er blijft echter één opmerkelijke tegenstrijdigheid over. Het stadsarchief bevat een document, bezegeld met het zegel van Floris de Vijfde, dat Amsterdam stadsrechten verleent. Floris had hier echter absoluut geen inspraak in; hij kon tolrechten verlenen over zijn eigen grond, maar had geen jurisdictie over Utrecht, waar Amsterdam toen onder viel.

Klinkt dit allemaal vreemd?
Nee, niet helemaal; je zou kunnen zeggen dat de stad zich door het verkrijgen van tolrechten als zodanig kon gedragen; het gaf hen economische kansen en macht. Het feit dat ze nog eens 200 jaar voordat ze het nodig vonden een stadsmuur te bouwen als verdediging, liet zien dat ze niemand vreesden; zij was de dominante stad van de regio.

De stadsrechten van Amsterdam zijn vastgelegd onder venster 2 in de Canon van Amsterdam.

nl_NLNederlands